Je kent het wel : je rijdt door de bergen, overal borden naar bekende plekken, en toch denk je… waar zit dat échte Spanje verstopt ? Niet de toeristische highlights, maar die dorpen waar het dorpsplein nog lééft, waar de tijd trager lijkt te gaan en waar de geur van houtvuur je al van ver tegemoetkomt. Goed nieuws : zulke plekken bestaan nog volop in de Spaanse Pyreneeën.
Zelfs als je al vaker in deze regio bent geweest, blijf je je verbazen hoeveel kleine dorpen nog amper ontdekt zijn. Persoonlijk hou ik ervan om naast een reis door de bergen ook inspiratie op te doen via sites zoals https://coteaux-allier.fr, want vaak kom je daar tips tegen die je net dat ene onbekende adresje opleveren. En geloof me : dat maakt je reis zoveel leuker en persoonlijker.
Aínsa : een middeleeuws plein vol leven
Oké, Aínsa is geen compleet geheim meer, maar stap één straat buiten het Plaza Mayor en je waant je in een ander tijdperk. De stenen huizen, de oude toren, en dat uitzicht over de bergvalleien… Het voelt alsof je een decor binnenloopt. ’s Avonds, als de dagjesmensen weg zijn, heb je het plein bijna voor jezelf. Een glas lokale wijn erbij, en klaar.
Ansó: ruige bergen en dikke stenen muren
Ansó ligt in Aragón en is echt zo’n dorp waar je meteen voelt : hier woont men nog écht, dit is geen openluchtmuseum. De huizen zijn gebouwd met dikke natuurstenen muren, strak tegen elkaar aan, alsof ze samen de koude winters willen trotseren. En het eten ? Heel basic, maar eerlijk en vullend. Perfect na een stevige wandeling in de omringende valleien.
Torla-Ordesa : poort naar waanzinnige natuur
Torla is klein, compact en gebouwd tegen een bergwand. Ja, het is de toegangspoort tot het Nationaal Park Ordesa y Monte Perdido, maar blijf er eens wat langer hangen. Neem een koffie op een terras met uitzicht op de kloof en luister naar de stilte (op wat koeienbellen na). Ik had niet verwacht dat een dorp zó klein toch zo’n sterke sfeer kon hebben.
Bagergue : hoogste dorp in de Val d’Aran
Bagergue is officieel het hoogstgelegen dorp van de Val d’Aran, en dat merk je. Smalle straatjes, bloemen aan de balkons in de zomer en een kerk die uitkijkt over een eindeloos dal. Het is er fris, soms zelfs kil, maar de warme ontvangst in de lokale bar maakt dat dubbel en dwars goed. Tip : bestel een bordje van de lokale kazen, je gaat er geen spijt van krijgen.
Alquézar : steile steegjes en adembenemende uitzichten
Alquézar ligt iets zuidelijker, maar verdient absoluut een plek in dit lijstje. Het dorp kronkelt tegen een rotswand omhoog, met steegjes die zo smal zijn dat je soms je adem inhoudt als er een auto passeert. Vanaf de kerk bovenaan heb je een uitzicht dat je gewoon stil maakt. Niet voor niets dat ik hier langer bleef dan gepland.
Waarom deze dorpen de moeite zijn
Misschien vraag je je af : waarom niet gewoon de bekende plekken pakken ? Tja, daar is ook niks mis mee, maar deze verborgen dorpen geven je dat gevoel van ontdekking. Je zit er niet tussen de massa, maar tussen de locals. Je hoort de taal, je ziet hoe mensen leven, en je proeft de sfeer die je in geen reisgids volledig terugvindt.
Dus… heb je zin in een reis die net dat tikkeltje anders voelt ? Zet Aínsa, Ansó, Torla, Bagergue en Alquézar op je lijst. En neem de tijd. Want eerlijk, dit zijn geen dorpen die je even snel “meepikt”. Hier moet je zitten, kijken, luisteren. Pas dan komt dat échte Pyreneeëngevoel.